Tysabri 300 mg concentraat voor oplossing voor infusie
Drug Class Description
Selectief immunosuppressivum
Generic Name
Natalizumab
Drug Description
Concentraat voor oplossing voor infusie. Kleurloze, heldere tot iets melkachtige oplossing.
Presentation
Concentraat: elke ml concentraat bevat 20 mg natalizumab. Natalizumab is een recombinant gehumaniseerd anti-a4-integrine-antilichaam dat met behulp van recombinant-DNA-technologie in een muriene cellijn is geproduceerd. Na verdunning bevat de oplossing voor infusie ongeveer 2,6 mg/ml natalizumab.
Indications
TYSABRI is geïndiceerd als enkelvoudige ziektemodificerende therapie bij zeer actieve relapsing-remitting multiple sclerose (MS) in de volgende patiëntengroepen: • patiënten met een hoge ziekteactiviteit ondanks behandeling met een bèta-interferon; of • patiënten met zich snel ontwikkelende ernstige relapsing remitting multiple sclerose.
Adult Dosage
TYSABRI-therapie dient te worden gestart en te worden begeleid door medisch specialisten die ervaren zijn in het diagnosticeren en behandelen van neurologische aandoeningen, in centra waar tijdig toegang is tot MRI. Aan patiënten die met TYSABRI worden behandeld moet de speciale waarschuwingskaart worden gegeven. Er moeten middelen beschikbaar zijn voor de behandeling van overgevoeligheidsreacties en de mogelijkheid voor MRI moet beschikbaar zijn. Na verdunning moet de infusie gedurende ongeveer 1 uur worden toegediend en moet de patiënt tot 1 uur nadat de infusie is voltooid worden gecontroleerd op aanwijzingen voor en symptomen van overgevoeligheidsreacties. TYSABRI mag niet als bolusinjectie worden toegediend. Patiënten kunnen rechtstreeks van bèta-interferon of glatirameer acetaat op natalizumab overschakelen mits er geen tekenen zijn van relevante behandelingsgerelateerde afwijkingen als neutropenie. Als er tekenen van behandelingsgerelateerde afwijkingen zijn, dan moeten deze weer zijn genormaliseerd, voordat de behandeling met natalizumab wordt gestart. Sommige patiënten kunnen zijn blootgesteld aan immunosuppressieve geneesmiddelen (bv. mitoxantron, cyclofosfamide, azathioprine). Deze geneesmiddelen kunnen een langdurige immunosuppressie veroorzaken, zelfs nadat de toediening is gestaakt. Daarom moet de arts bevestigen dat dergelijke patiënten niet immunogecompromitteerd zijn voordat met de behandeling met TYSABRI wordt gestart. Voortgezette behandeling moet zorgvuldig worden heroverwogen bij patiënten waarbij na 6 maanden geen aanwijzingen voor therapeutisch voordeel is aangetoond. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van natalizumab bij een gebruik langer dan 2 jaar. Na dit tijdstip mag een voortgezette therapie alleen worden overwogen na een nieuwe beoordeling van de mogelijke voor- en nadelen. VolwassenenTYSABRI 300 mg wordt elke 4 weken via een intraveneuze infusie toegediend. Nier- en leverfunctiestoornissenEr is geen onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van nier- en leverfunctiestoornissen. Het eliminatiemechanisme en de resultaten van de farmacokinetische eva luatie van de populatie suggereren dat bij patiënten met een nier- of leverfunctiestoornis dosisaanpassing niet noodzakelijk is. Hernieuwde toedieningDe werkzaamheid en veiligheid van hernieuwde toedieningen zijn niet vastgesteld.
Child Dosage
Kinderen en adolescentenTYSABRI is gecontraïndiceerd bij kinderen en adolescenten (zie Contra-indicaties).
Elderly Dosage
TYSABRI wordt niet aanbevolen voor gebruik bij patiënten ouder dan 65 jaar vanwege een gebrek aan gegevens in deze populatie.
Contra Indications
Overgevoeligheid voor natalizumab of voor één van de hulpstoffen. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Patiënten met een verhoogd risico op een opportunistische infectie, inclusief immunogecompromitteerde patiënten (inclusief diegenen die momenteel immunosuppressieve therapie ontvangen of die door eerdere therapieën, bv. mitoxantron of cyclofosfamide, immunogecompromitteerd zijn geraakt, zie ook de Speciale Voorzorgsmaatregelen en Ongunstige Reacties). Combinatie met bèta-interferonen of glatirameer acetaat. Bekende actieve maligniteiten, behalve bij patiënten met cutaan basaalcelcarcinoom. Kinderen en adolescenten
Special Precautions
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) Het gebruik van TYSABRI is in verband gebracht met een verhoogd risico op PML. Voorafgaand aan behandeling met Tysabri moet een recente MRI (Magnetic Resonance Image) (gewoonlijk niet ouder dan 3 maanden) beschikbaar zijn. Daarom moeten patiënten regelmatig worden gecontroleerd op nieuwe of verergerde neurologische symptomen of aanwijzingen die op PML kunnen duiden. Als zich nieuwe neurologische symptomen voordoen, moet de verdere dosis worden opgeschort totdat PML is uitgesloten. De arts moet de patiënt beoordelen om vast te stellen of de symptomen kenmerkend zijn voor een neurologische disfunctie, en als dat het geva l is, of deze symptomen typerend zijn voor MS of mogelijk duiden op PML. Als ze duiden op PML, of als er enige twijfel is, moet verdere beoordeling worden overwogen, inclusief een MRI-scan (vergeleken met de MRI voorafgaand aan de behandeling), onderzoek van de liquor op viraal DNA van het JC-virus en herhaalde neurologische beoordelingen. Zodra de arts PML heeft uitgesloten, kan de toediening van natalizumab worden hervat. De arts moet met name alert zijn op die symptomen die op PML duiden die de patiënt zelf mogelijk niet opmerkt (bv. cognitieve of psychiatrische symptomen). Aan patiënten moet ook worden geadviseerd hun partner of verzorgers te informeren over hun behandeling, omdat zij symptomen kunnen opmerken waar de patiënt zich niet van bewust is. Als een patiënt PML ontwikkelt, moet de toediening van TYSABRI permanent worden gestaakt. Bij immunogecompromitteerde patiënten met PML is na reconstitutie van het immuunsysteem stabilisatie of een verbetering waargenomen. Het blijft onbekend of een vroege detectie van PML en het opschorten van de TYSABRI-therapie kan leiden tot een vergelijkbare stabilisatie of een verbeterd resultaat. Andere opportunistische infecties Er zijn bij gebruik van TYSABRI andere opportunistische infecties gemeld, voornamelijk bij patiënten met de ziekte van Crohn die immunogecompromitteerd waren of bij patiënten met significante comorbiditeit. Een verhoogd risico van andere opportunistische infecties bij het gebruik van TYSABRI bij patiënten zonder deze comorbiditeit kan momenteel echter niet worden uitgesloten. Er werden ook opportunistische infecties waargenomen bij patiënten die met TYSABRI als monotherapie werden behandeld (zie Ongunstige Reacties). Voorschrijvers moeten zich bewust zijn van de kans dat er tijdens de TYSABRI-therapie andere opportunistische infecties kunnen optreden en moeten deze meenemen in de differentiaaldiagnose van infecties die bij met TYSABRI behandelde patiënten optreden. Als een opportunistische infectie wordt vermoed, moet de dosering van TYSABRI worden opgeschort totdat een dergelijke infectie op basis van nader onderzoek is uitgesloten. Als een patiënt die TYSABRI ontvangt een opportunistische infectie ontwikkelt, moet de toediening van TYSABRI permanent worden gestaakt. Informatiemateriaal: Artsen moeten de voordelen en risico's van de TYSABRI-therapie met de patiënt bespreken en een waarschuwingskaart voor patiënten meegeven. Patiënten zouden moeten worden geïnstrueerd dat als zij een infectie ontwikkelen, zij de arts moeten informeren dat zij met Tysabri worden behandeld. Overgevoeligheid: Overgevoeligheidsreacties zijn in verband gebracht met TYSABRI, inclusief ernstige systemische bijwerkingen (zie Ongunstige Reacties). Deze bijwerkingen treden gewoonlijk op tijdens de infusie of tot maximaal 1 uur na voltooiing van de infusie. Het risico van overgevoeligheid was het grootst bij de eerste infusies, maar het risico van overgevoeligheidsreacties moet voor toediening van elke infusie worden overwogen. Patiënten dienen geobserveerd te worden tijdens de infusie en tot een uur na voltooiing van de infusie (zie Ongunstige Reacties). Er moeten middelen beschikbaar zijn voor de behandeling van overgevoeligheidsreacties. Stop bij de eerste symptomen van of aanwijzingen voor overgevoeligheid met het toedienen van TYSABRI en start met de geschikte behandeling. Bij patiënten die een overgevoeligheidsreactie hebben doorgemaakt, moet de behandeling met TYSABRI permanent worden gestaakt. Gelijktijdige of eerdere behandeling met immunosuppressiva De veiligheid en werkzaamheid van TYSABRI in combinatie met andere immunosuppressiva en antineoplastische therapie is niet volledig vastgesteld. Door gelijktijdig gebruik van deze middelen met TYSABRI kan het infectierisico toenemen, inclusief het risico van opportunistische infecties, en een dergelijk gebruik is dan ook gecontraïndiceerd (zie Contra-indicaties). Patiënten die eerder zijn behandeld met immunosuppressiva, inclusief cyclofosfamide en mitoxantron, kunnen een verlengde immunosuppressie ervaren en kunnen daarom een verhoogd risico voor PML hebben. Voorzichtigheid moet worden betracht bij patiënten die eerder immunosuppressiva hebben ontvangen zodat de immuunfunctie voldoende tijd heeft zich weer te herstellen. Artsen moeten elk individueel geva l eva lueren om te bepalen of er bewijzen zijn voor een immunogecompromitteerde toestand voorafgaand aan de start van de behandeling met TYSABRI (zie Contra-indicaties). In fase 3 klinisch onderzoek bij MS werd geen verband gezien tussen een hoger percentage infecties en een gelijktijdige behandeling van een schub met een kortdurende kuur corticosteroïden. Korte kuren met corticosteroïden kunnen in combinatie met TYSABRI worden gebruikt. Immunogeniciteit: Schubs van de ziekte of infusiegerelateerde bijwerkingen kunnen wijzen op de ontwikkeling van antilichamen tegen natalizumab. Als deze bijwerkingen zich voordoen, moet de aanwezigheid van antilichamen worden onderzocht en als in een test ter bevestiging na 6 weken deze uitslag positief blijft, moet de behandeling worden gestaakt omdat er een relatie bestaat tussen persisterende antilichamen en een aanzienlijke daling van de effectiviteit van TYSABRI en een toegenomen incidentie van overgevoeligheidsreacties (zie Ongunstige Reacties). Stoppen met de TYSABRI-therapie: Als wordt besloten te stoppen met de behandeling met natalizumab moet de arts zich ervan bewust zijn dat natalizumab gedurende ongeveer 12 weken na de laatste dosis in het bloed blijft, en daar farmacodynamische effecten heeft (bv. verhoogd aantal lymfocyten). Als tijdens deze periode met een andere therapie wordt gestart, heeft dit een gelijktijdige blootstelling aan natalizumab tot gevolg. Bij geneesmiddelen als interferon en glatirameer acetaat werd gelijktijdige blootstelling tijdens deze periode in klinisch onderzoek niet in verband gebracht met veiligheidsrisico's. Er zijn geen gegevens beschikbaar over MS-patiënten betreffende de gelijktijdige blootstelling aan immunosuppressiva. Bij gebruik van deze geneesmiddelen na staken van de toediening van natalizumab kan de immunosuppressieve werking worden versterkt. Dit moet per geva l zorgvuldig worden overwogen, en een wash-out periode van natalizumab kan noodzakelijk zijn. Korte kuren met steroïden ter behandeling van schubs werden in klinisch onderzoek niet in verband gebracht met een toename van infecties.
Interactions
Zie Contra-indicaties. Zwangerschap en borstvoeding Er zijn geen toereikende gegevens over het gebruik van natalizumab bij zwangere vrouwen. Uit experimenteel onderzoek bij dieren is reproductietoxiciteit gebleken. Het potentiële risico voor de mens is niet bekend. Natalizumab dient niet tijdens de zwangerschap te worden gebruikt, tenzij strikt noodzakelijk. Als een vrouw tijdens het gebruik van TYSABRI zwanger wordt, moet staken van de behandeling met TYSABRI worden overwogen. Het is niet bekend of TYSABRI in de moedermelk wordt uitgescheiden, maar dit is wel in onderzoek bij dieren waargenomen. Patiënten die TYSABRI gebruiken, mogen daarom geen borstvoeding geven.
Adverse Reactions
In placebo-gecontroleerd onderzoek bij 1.617 MS-patiënten die gedurende maximaal 2 jaar met natalizumab werden behandeld (placebo: 1.135) traden bij 5,8% van de patiënten die met natalizumab werden behandeld bijwerkingen op die tot het staken van de behandeling leidden (placebo: 4,8%). Tijdens de 2 jaar die de onderzoeken hebben geduurd werden bijwerkingen gemeld door 43,5% van de patiënten die met natalizumab werden behandeld (placebo: 39,6%)1. De bijwerkingen die bij natalizumab werden gemeld en waarvan de incidentie 0,5% groter was dan bij gebruik van een placebo worden hieronder vermeld. De bijwerkingen worden gemeld volgens de voorkeurstermen van MedDRA volgens de indeling in primaire systeemorgaanklassen van MedDRA. De frequenties werden als volgt gedefinieerd: Vaak (> 1/100, < 1/10), soms (>1/1.000, <1/100). Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst. Infecties en parasitaire aandoeningen - Vaak = Urineweginfectie, Nasofaryngitis Immuunsysteemaandoeningen - Vaak = Urticaria, Soms = Overgevoeligheid. Zenuwstelselaandoeningen - Vaak = Hoofdpijn, Duizeligheid. Maagdarmstelselaandoeningen - Vaak = Braken, Misselijkheid. Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen - Vaak = Artralgie Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen - Vaak = Rigors, Pyrexie, Vermoeidheid. Infusiegerelateerde bijwerkingen: In 2 jaar durend gecontroleerd klinisch onderzoek bij MS-patiënten werd een infusiegerelateerde bijwerking gedefinieerd als een bijwerking die optrad tijdens de infusie of binnen een uur na voltooiing van de infusie. Een dergelijke bijwerking trad op bij 23,1% van de MS-patiënten die met natalizumab werden behandeld (placebo: 18,7%). Bijwerkingen die bij gebruik van natalizumab vaker werden gemeld dan bij gebruik van een placebo waren onder meer duizeligheid, misselijkheid, urticaria en rigors. Zie Speciale Voorzorgsmaatregelen. Overgevoeligheidsreacties: In 2 jaar durend gecontroleerd klinisch onderzoek bij MS-patiënten traden bij maximaal 4% van de patiënten overgevoeligheidsreacties op. Anafylactische/anafylactoïde reacties traden bij minder dan 1% van de patiënten die TYSABRI ontvingen op. Overgevoeligheidsreacties traden gewoonlijk tijdens de infusie of maximaal binnen 1 uur na voltooiing van de infusie op. Zie Speciale Voorzorgsmaatregelen. Immunogeniciteit: In 2 jaar durende gecontroleerde klinische onderzoeken bij MS-patiënten werden bij 10% van de patiënten antilichamen tegen natalizumab ontdekt. Bij ongeveer 6% van de patiënten ontwikkelden zich persisterende anti-natalizumab-antilichamen (een positieve test die bij opnieuw testen minimaal 6 weken later reproduceerbaar was). Bij nog eens 4% van de patiënten werden slechts éénmalig antilichamen gedetecteerd. Persisterende antilichamen werden in verband gebracht met een aanzienlijke daling in de effectiviteit van TYSABRI en een verhoogde incidentie van overgevoeligheidsreacties. Andere infusiegerelateerde bijwerkingen die in verband werden gebracht met persisterende antilichamen zijn onder meer rigors, misselijkheid, braken en roodheid in het gezicht (zie Speciale Voorzorgsmaatregelen). Als de aanwezigheid van persisterende antilichamen, na ongeveer 6 maanden behandeling, wordt vermoed, op basis van de verminderde werkzaamheid of op basis van het optreden van infusiegerelateerde bijwerkingen, kunnen deze 6 weken na de eerste positieve test met een volgende test worden gedetecteerd en bevestigd. Daar bij een patiënt met persisterende antilichamen de werkzaamheid kan afnemen of de incidentie van overgevoeligheid of infusiegerelateerde bijwerkingen kan toenemen, moet de behandeling worden gestaakt bij patiënten die persisterende antilichamen ontwikkelen. Infecties, inclusief PML en opportunistische infecties: In 2 jaar durend gecontroleerd klinisch onderzoek bij MS-patiënten was het infectiepercentage ongeveer 1,5 per patiëntjaar bij zowel de patiënten die met natalizumab werden behandeld als bij de patiënten die placebo ontvingen. De aard van de infecties was gewoonlijk bij patiënten die met natalizumab werden behandeld en bij patiënten die met placebo werden behandeld gelijk. Bij klinisch onderzoek naar MS werd één geva l van cryptosporidium-diarree gemeld. In andere klinische onderzoeken zijn opportunistische infecties gemeld, waarvan sommige fataal waren. Tot de vroege postmarketing-ervaringen behoorde ook een fataal geva l van herpes encephalitis. Zie Speciale Voorzorgsmaatregelen. Bij de meerderheid van de patiënten werd de behandeling tijdens infecties niet onderbroken en met geschikte behandeling trad herstel op. In klinisch onderzoek zijn geva llen van PML gemeld. PML leidt doorgaans tot ernstige invaliditeit of overlijden (zie Speciale Voorzorgsmaatregelen). In cruciaal klinisch onderzoek traden twee geva llen op, waarvan één fataal, bij MS-patiënten die gedurende meer dan 2 jaar gelijktijdig met interferon bèta-1a werden behandeld. In een ander onderzoek ontwikkelde één patiënt met de ziekte van Crohn, met een lange voorgeschiedenis met behandeling met immunosuppressiva en hiermee samenhangende leukopenie, ook PML en overleed. Hoewel elk geva l van PML optrad bij patiënten die gelijktijdig immunomodulerende geneesmiddelen gebruikten of bij wie aanwijzingen voor immunosuppressie aanwezig waren, blijft het mogelijk dat het risico van PML samenhangt met het gebruik van uitsluitend natalizumab. Maligniteiten: Gedurende 2 jaar behandeling werden geen verschillen waargenomen in de incidentiepercentages of in de aard van de maligniteiten tussen patiënten die met natalizumab werden behandeld en patiënten die placebo ontvingen. Observatie over langere behandelperiodes is echter noodzakelijk voordat een effect van natalizumab op de maligniteiten kan worden uitgesloten. Zie Contra-indicaties. Effecten op laboratoriumonderzoek: Behandeling met TYSABRI werd in verband gebracht met een stijging van het aantal circulerende lymfocyten, monocyten, eosinofielen, basofielen en kernhoudende rode bloedcellen. Er werden geen hogere neutrofielwaarden waargenomen. Stijgingen vanaf de uitgangssituatie voor lymfocyten, monocyten, eosinofielen en basofielen varieerden voor individuele celtypes van 35% tot 140%, maar de gemiddelde celtellingen bleven binnen de normale bereiken. Tijdens de behandeling met TYSABRI werden kleine dalingen in de waarden voor hemoglobine (gemiddelde daling 0,6 g/dl), hematocriet (gemiddelde daling 2%) en rode bloedcellen (gemiddelde daling 0,1 x 106/l) waargenomen. Alle veranderingen in hematologische variabelen keerden terug naar de waarden voor de behandeling, gewoonlijk binnen 16 weken na de laatste dosis TYSABRI, en de veranderingen werden niet in verband gebracht met klinische symptomen.
Manufacturer
Biogen Idec International B.V. |
|