设为首页 加入收藏

TOP

Viread 245 mg filmomhulde tabletten
2014-07-27 17:07:32 来源: 作者: 【 】 浏览:614次 评论:0

Drug Class Description

nucleotide reverse transcriptaseremmers

Generic Name

tenofovirdisoproxil (als fumaraat)

Drug Description

Filmomhulde tablet. Lichtblauwe, amandelvormige, filmomhulde tabletten, met aan de ene kant gegraveerd de naam “GILEAD” en “4331” en aan de andere kant “300”.

Presentation

Elke filmomhulde tablet bevat 245 mg tenofovirdisoproxil (als fumaraat), overeenkomend met 300 mg tenofovirdisoproxilfumaraat of 136 mg tenofovir.

Indications

Viread is geïndiceerd in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen voor de behandeling van met HIV-1 geïnfecteerde volwassenen van meer dan 18 jaar oud. Het bewijs dat Viread baat geeft is gebaseerd op resultaten van één studie bij nog niet eerder behandelde patiënten, waaronder patiënten met een hoge virusbelasting (> 100.000 kopieën/ml) en studies bij patiënten die al eerder werden behandeld met antiretrovirale middelen en die in een vroeg stadium niet meer op behandeling reageerden (< 10.000 kopieën/ml, waarbij het merendeel van de patiënten < 5.000 kopieën/ml heeft) en waarin Viread werd toegevoegd aan een stabiele basisbehandeling (voornamelijk tri-therapie). De keuze voor het gebruik van Viread voor de behandeling van patiënten die reeds eerder met antiretrovirale middelen zijn behandeld, dient te zijn gebaseerd op individuele tests op virale resistentie en/of de behandelingsanamnese van de patiënt.

Adult Dosage

De therapie moet worden gestart door een arts met ervaring in de behandeling van HIV-infecties. In uitzonderlijke omstandigheden bij patiënten die bijzonder moeilijk kunnen slikken, kan Viread toegediend worden na oplossing van de tablet in ten minste 100 ml water, sinaasappelsap of druivensap. Volwassenen: De aanbevolen dosis is 245 mg (één tablet) eenmaal daags oraal in te nemen met voedsel. Nierinsufficiëntie: Tenofovir wordt via de nieren uitgescheiden en de blootstelling aan tenofovir neemt toe bij patiënten met renale dysfunctie. Aanpassing van het doseringsinterval is nodig bij alle patiënten met een creatinineklaring < 50 ml/min, zoals hieronder beschreven. De voorgestelde aanpassingen van het doseringsinterval zijn gebaseerd op beperkte gegevens en zijn mogelijk niet optimaal. De veiligheid en werkzaamheid van deze richtlijnen voor het aanpassen van het doseringsinterval zijn niet klinisch geëvalueerd. De klinische respons op de behandeling en de nierfunctie dienen daarom nauwlettend geobserveerd te worden bij deze patiënten (zie Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Creatinineklaring (ml/min)* Hemodialyse- patiënten 30-49 10-29 Aanbevolen doseringsinterval voor 245 mg Om de 48 uur Om de 72 tot 96 uur Om de 7 dagen na voltooiing van een hemodialysesessie** * Berekend met behulp van ideaal (mager) lichaamsgewicht ** Over het algemeen éénwekelijkse dosis, waarbij uitgegaan wordt van drie hemodialysesessies per week, elk met een duur van ca. 4 uur, of na 12 uur cumulatieve hemodialyse. Er konden geen dosisaanbevelingen geformuleerd worden voor non-hemodialysepatiënten met een creatinineklaring < 10 ml/min. Leverfunctiestoornis: Bij patiënten met een leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing noodzakelijk (zie Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).

Child Dosage

Kinderen en adolescenten: De veiligheid en werkzaamheid van Viread bij patiënten jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld (zie Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Viread mag niet toegediend worden aan kinderen of adolescenten, totdat meer gegevens beschikbaar komen die de veiligheid en werkzaamheid van tenofovirdisoproxilfumaraat bij patiënten jonger dan 18 jaar beschrijven.

Elderly Dosage

Er zijn geen gegevens beschikbaar op basis waarvan een dosisaanbeveling voor patiënten ouder dan 65 jaar gedaan kan worden (zie Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).

Contra Indications

Bekende overgevoeligheid voor tenofovir, tenofovirdisoproxilfumaraat of voor één van de hulpstoffen.

Special Precautions

Tenofovirdisoproxilfumaraat is niet bestudeerd bij patiënten jonger dan 18 jaar. Tenofovir wordt voornamelijk via de nieren uitgescheiden. Tenofovir-blootstelling kan aanzienlijk toegenomen zijn bij patiënten met matige of ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) die een dagelijkse dosis van 245 mg tenofovirdisoproxil (als fumaraat) krijgen. Dientengevolge is een aanpassing van het doseringsinterval nodig bij alle patiënten met een creatinineklaring < 50 ml/min. Zorgvuldig controleren op tekenen van toxiciteit zoals verslechtering van de nierfunctie, maar ook op veranderingen in virusbelasting is nodig bij patiënten met reeds aanwezige nierfunctiestoornis, zodra begonnen is met Viread met verlengde doseringsintervallen. De veiligheid en werkzaamheid van Viread bij patiënten met nierfunctiestoornis zijn niet vastgesteld (zie Dosering en wijze van toediening). Nierfunctiestoornis, die ook hypofosfatemie kan omvatten, is gemeld bij het gebruik van tenofovirdisoproxilfumaraat (zie Bijwerkingen). Het wordt aanbevolen de nierfunctie (creatinineklaring en serumfosfaat) te controleren vóór het begin van de behandeling met tenofovirdisoproxilfumaraat, gedurende het eerste jaar elke vier weken en daarna elke drie maanden. Bij patiënten met het risico van, of met een geschiedenis van, renale dysfunctie en patiënten met nierinsufficiëntie dient vaker controleren van de nierfunctie overwogen te worden. Indien het serumfosfaatgehalte < 1,5 mg/dl (0,48 mmol/l) is of de creatinineklaring naar < 50 ml/min afgenomen is, moet de nierfunctie binnen één week opnieuw beoordeeld, inclusief metingen van glucose- en kaliumgehalte in het bloed en van het glucosegehalte in de urine (zie Bijwerkingen, proximale tubulopathie), en het doseringsinterval van Viread aangepast worden (zie Dosering en wijze van toediening). Bij patiënten met een afname van de creatinineklaring naar < 50 ml/min of een afname van het serumfosfaatgehalte tot < 1,0 mg/dl (0,32 mmol/l) dient tevens het onderbreken van de behandeling met tenofovirdisoproxilfumaraat overwogen te worden. Tenofovirdisoproxilfumaraat is niet onderzocht bij patiënten die worden behandeld met nefrotoxische geneesmiddelen (b.v. aminoglycosiden, amfotericine B, foscarnet, ganciclovir, pentamidine, vancomycine, cidofovir of interleukine-2). Gebruik van tenofovirdisoproxilfumaraat moet vermeden worden bij gelijktijdig of recent gebruik van een nefrotoxisch geneesmiddel. Indien gelijktijdig gebruik van tenofovirdisoproxilfumaraat en nefrotoxische middelen onvermijdelijk is, dient de nierfunctie wekelijks te worden gecontroleerd. Tenofovirdisoproxilfumaraat is niet klinisch onderzocht bij patiënten die geneesmiddelen krijgen die worden uitgescheiden via hetzelfde renale transportsysteem, human organic anion transporter 1 (hOAT1) (b.v. adefovirdipivoxil; cidofovir, een bekend nefrotoxisch geneesmiddel). Dit renale transportsysteem (hOAT1) kan voor de tubulaire secretie en ten dele voor de renale eliminatie van tenofovir, adefovir en cidofovir verantwoordelijk zijn. Dientengevolge zou de farmacokinetiek van deze geneesmiddelen veranderd kunnen zijn, als ze gelijktijdig toegediend worden. Bij gezonde vrijwilligers resulteerde één enkele dosis adefovirdipivoxil die samen met tenofovirdisoproxilfumaraat werd toegediend niet in een relevante interactie tussen geneesmiddelen met betrekking tot de farmacokinetiek. Over de klinische veiligheid van gelijktijdige toediening van adefovirdipivoxil en tenofovirdisoproxilfumaraat, inclusief mogelijke renale effecten, is echter niets bekend. Tenzij hiervoor een duidelijke noodzaak bestaat, wordt gelijktijdig gebruik van deze geneesmiddelen niet aanbevolen, indien dit echter onvermijdbaar is, dient de renale functie wekelijks gecontroleerd te worden (zie Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie). In een 144 weken durende gecontroleerde klinische studie waarbij tenofovirdisoproxilfumaraat vergeleken werd met stavudine in combinatie met lamivudine en efavirenz bij nog niet eerder met antiretrovirale middelen behandelde patiënten, werd een kleine afname in de botmineraaldensiteit van de heup en de wervelkolom waargenomen in beide behandelingsgroepen. Afname van botmineraaldensiteit van de wervelkolom en veranderingen in biomarkers voor de botten vanaf de uitgangswaarde waren in week 144 significant groter in de groep die met tenofovirdisoproxilfumaraat werd behandeld. Afname van botmineraaldensiteit van de heup was tot week 96 significant groter in deze groep. Er was echter geen verhoogd risico van fracturen of een aanwijzing voor klinisch relevante botafwijkingen gedurende 144 weken. Als botafwijkingen vermoed worden, dient geschikt medisch advies ingewonnen te worden. Tenofovirdisoproxilfumaraat dient vermeden te worden bij reeds eerder met antiretrovirale middelen behandelde patiënten met stammen die de K65R mutatie bevatten. Tenofovirdisoproxilfumaraat is niet bestudeerd bij patiënten ouder dan 65 jaar. Bij bejaarde patiënten is de kans op verminderde nierfunctie groter. Daarom dient men voorzichtig te zijn bij de behandeling van bejaarde patiënten met tenofovirdisoproxilfumaraat. Leverziekte: Tenofovir en tenofovirdisoproxilfumaraat worden niet door leverenzymen gemetaboliseerd. Bij niet met HIV geïnfecteerde patiënten met een verschillende mate van leverfunctiestoornis is een farmacokinetisch onderzoek uitgevoerd. Er zijn bij deze patiënten geen significante farmacokinetische wijzigingen waargenomen. Voor patiënten met een significante onderliggende leveraandoening zijn maar beperkte gegevens over de veiligheid en werkzaamheid van tenofovirdisoproxilfumaraat beschikbaar. Patiënten met chronische hepatitis B of C die een antiretrovirale combinatietherapie ondergaan, lopen een verhoogd risico op ernstige en potentieel fatale leverbijwerkingen. Raadpleeg in geva l van gelijktijdige antivirale behandeling van hepatitis B of C ook de relevante productinformatie voor deze geneesmiddelen. Bij patiënten met reeds aanwezige leverdysfunctie waaronder chronische actieve hepatitis doen leverfunctieafwijkingen zich tijdens de antiretrovirale combinatietherapie in een hogere frequentie voor en deze patiënten moeten dan ook volgens de standaardmethoden worden gecontroleerd. Als zich bij dergelijke patiënten aanwijzingen voordoen van een verslechtering van de leverziekte, moet onderbreking of stopzetting van de behandeling worden overwogen. Lactaatacidose: Bij het gebruik van nucleoside-analogen is melding gemaakt van lactaatacidose, gewoonlijk samengaand met hepatische steatosis. De preklinische en klinische gegevens laten vermoeden dat de kans op lactaatacidose, een groepseffect van nucleoside-analogen, met tenofovirdisoproxilfumaraat gering is. Aangezien tenofovir structureel verwant is aan nucleoside-analogen, kan dit risico echter niet uitgesloten worden. Eerste symptomen (symptomatische hyperlactatemie) omvatten goedaardige digestieve symptomen (misselijkheid, braken en abdominale pijn), niet-specifieke malaise, gebrek aan eetlust, gewichtsverlies, ademhalingssymptomen (snel en/of diep ademhalen) of neurologische symptomen (waaronder motorische zwakheid). Lactaatacidose heeft vaak een dodelijke afloop en kan geassocieerd zijn met pancreatitis, leverfalen of nierfalen. Lactaatacidose trad over het algemeen op na een behandeling van enkele tot verscheidene maanden. De behandeling met nucleoside-analogen moet gestopt worden bij het optreden van symptomatische hyperlactatemie en metabole acidose/lactaatacidose, progressieve hepatomegalie of snel stijgende aminotransferasespiegels. Voorzichtigheid dient te worden betracht bij het toedienen van nucleoside-analogen aan patiënten (met name vrouwen met obesitas) met hepatomegalie, hepatitis of andere bekende risicofactoren voor leverziekte en hepatische steatosis (waaronder bepaalde geneesmiddelen en alcohol). Patiënten die tevens geïnfecteerd zijn met hepatitis C en die behandeld worden met alfa-interferon en ribavirine, vormen een bijzondere risicogroep.Patiënten met een verhoogd risico moeten nauwlettend gevolgd worden. Antiretrovirale combinatietherapie is bij HIV-patiënten gepaard gegaan met de herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie). De consequenties daarvan op de lange termijn zijn onbekend. De kennis omtrent het mechanisme is onvolledig. Er is een verband tussen viscerale lipomatose en PI’s en lipoatrofie en nucleosideremmers van reverse transcriptase (NRTI’s) gesuggereerd. Een hoger risico op lipodystrofie is gepaard gegaan met individuele factoren zoals een hogere leeftijd en met factoren te wijten aan de inname van het geneesmiddel zoals langere duur van de antiretrovirale behandeling en bijkomende metabole stoornissen. Bij lichamelijk onderzoek moet worden gelet op lichamelijke tekenen van vetherverdeling. Meting van nuchtere serumlipiden en bloedglucose moet worden overwogen. Lipidestoornissen moeten worden behandeld waar dat klinisch aangewezen is (zie Bijwerkingen). Aangezien tenofovir structureel verwant is aan nucleoside-analogen, kan het risico van lipodystrofie niet uitgesloten worden. De klinische gegevens van de 144 weken durende studie bij patiënten die nog niet eerder met antiretrovirale middelen waren behandeld, wijzen er echter op dat de kans op lipodystrofie lager was bij tenofovirdisoproxilfumaraat dan bij stavudine wanneer toegediend met lamivudine en efavirenz. In vitro en in vivo werd aangetoond dat nucleoside- en nucleotide-analogen mitochondriale schade veroorzaken in variabele gradaties. Bij HIV-negatieve zuigelingen die in utero en/of postnataal werden blootgesteld aan nucleoside-analogen, werd mitochondriale dysfunctie gerapporteerd. De belangrijkste gerapporteerde bijwerkingen zijn hematologische aandoeningen (anemie, neutropenie), metabole stoornissen (hyperlactatemie, hyperlipasemie). Deze bijwerkingen zijn vaak van voorbijgaande aard. Enkele laat intredende neurologische afwijkingen werden gerapporteerd (hypertonie, convulsie, abnormaal gedrag). Of de neurologische afwijkingen voorbijgaand of blijvend zijn, is momenteel niet bekend. Alle kinderen die in utero aan nucleoside- en nucleotide-analogen zijn blootgesteld, zelfs HIV-negatieve kinderen, moeten bij relevante tekenen of symptomen middels klinisch vervolgonderzoek alsmede laboratoriumonderzoek nauwlettend worden gecontroleerd op eventuele mitochondriale dysfunctie. Deze bevindingen hebben geen invloed op de huidige nationale aanbevelingen voor antiretrovirale therapie bij zwangere vrouwen ter voorkoming van verticale overdracht van HIV. Immuunreactiveringssyndroom: Bij met HIV geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie (CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen voordoen die tot ernstige klinische manifestaties of verergering van de symptomen kan leiden. Dergelijke reacties zijn vooral in de eerste weken of maanden na het starten van CART gezien. Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële infecties en Pneumocystis carinii pneumonie. Alle symptomen van de ontsteking moeten worden beoordeeld en zo nodig dient een behandeling te worden ingesteld. Gelijktijdige toediening van tenofovirdisoproxilfumaraat en didanosine resulteert in een stijging van 40-60% van de systemische blootstelling aan didanosine, waardoor het risico op didanosinegerelateerde bijwerkingen mogelijk toeneemt (zie Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie). Zeldzame geva llen van pancreatitis en lactaatacidose, soms met fatale gevolgen, zijn gemeld. Er is een lagere dosis didanosine (250 mg) getest om overmatige blootstelling aan didanosine te vermijden in geva l van gelijktijdige toediening met tenofovirdisoproxilfumaraat, maar dit is binnen verschillende geteste combinaties gepaard gegaan met meldingen van een hoog percentage virologisch falen en de ontwikkeling van resistentie, beide in een vroeg stadium. Gelijktijdige toediening van tenofovirdisoproxilfumaraat en didanosine wordt daarom niet aanbevolen, met name niet bij patiënten met een hoge virusbelasting en een lage CD4-cel-telling. Als deze combinatie als absoluut noodzakelijk wordt beoordeeld, moeten patiënten nauwgezet worden gecontroleerd op werkzaamheid en op didanosine-gerelateerde bijwerkingen. Tripel nucleosiden therapie: Er is melding gemaakt van een hoog percentage virologisch falen en de ontwikkeling van resistentie, beide in een vroeg stadium, wanneer tenofovirdisoproxilfumaraat gecombineerd werd met lamivudine en abacavir of met lamivudine en didanosine in een eenmaal daagse dosering. Patiënten moeten erop gewezen worden dat niet is bewezen dat antiretrovirale therapieën, inclusief tenofovirdisoproxilfumaraat, het risico van HIV-transmissie op anderen via seksueel contact of bloedcontaminatie kunnen voorkomen. Men dient adequate voorzorgsmaatregelen te blijven treffen.

Interactions

Op basis van de resultaten van in vitro experimenten en de bekende eliminatieweg van tenofovir is het potentieel voor CYP450-gemedieerde interacties van tenofovir met andere geneesmiddelen laag. Tenofovir wordt renaal uitgescheiden, zowel door filtratie als door actieve secretie via het anionische transportsysteem (hOAT1). Gelijktijdige toediening van tenofovirdisoproxilfumaraat met andere geneesmiddelen die ook actief uitgescheiden worden via het anionische transportsysteem (b.v. cidofovir), kan leiden tot verhoogde concentraties van tenofovir of van het gelijktijdig toegediende geneesmiddel (zie Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Gelijktijdig gebruik van antiretrovirale geneesmiddelen Emtricitabine, lamivudine, indinavir en efavirenz: gelijktijdige toediening met tenofovirdisoproxilfumaraat resulteerde niet in interacties. Wanneer tenofovirdisoproxilfumaraat samen werd toegediend met lopinavir/ritonavir, werden geen veranderingen waargenomen in de farmacokinetiek van lopinavir en ritonavir. De tenofovir AUC nam met ongeveer 30% toe, wanneer tenofovirdisoproxilfumaraat samen met lopinavir/ritonavir werd toegediend. Wanneer didanosine maagsapresistente capsules 2 uur vóór, of samen met tenofovirdisoproxilfumaraat werden toegediend, steeg de AUC voor didanosine gemiddeld met respectievelijk 48% en 60%. De gemiddelde verhoging van de AUC van didanosine was 44% wanneer didanosine gebufferde tabletten 1 uur vóór tenofovir werden toegediend. In beide geva llen waren de farmacokinetische parameters van tenofovir, ingenomen met een lichte maaltijd, onveranderd. Gelijktijdige toediening van tenofovirdisoproxilfumaraat en didanosine wordt niet aanbevolen (zie Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Wanneer tenofovirdisoproxilfumaraat samen met atazanavir werd toegediend, werd een daling in de concentratie atazanavir waargenomen (een daling van respectievelijk 25% en 40% van AUC en Cmin in vergelijking met atazanavir 400 mg). Wanneer ritonavir aan atazanavir werd toegevoegd, werden de negatieve gevolgen van tenofovir op de atazanavir Cmin significant verminderd, terwijl de daling van de AUC even groot was (een daling van respectievelijk 25% en 26% van AUC en Cmin in vergelijking met atazanavir/ritonavir 300/100 mg). De gelijktijdige toediening van atazanavir met ritonavir in combinatie met tenofovir is in een klinisch onderzoek geva lideerd. Andere interacties Gelijktijdige toediening van tenofovirdisoproxilfumaraat, methadon, ribavirine, adefovirdipivoxil (zie Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik) of het hormonale anticonceptivum norgestimaat/ethinyloestradiol resulteerde niet in farmacokinetische interacties. Tenofovirdisoproxilfumaraat moet samen met voedsel worden ingenomen, omdat daardoor de biobeschikbaarheid van tenofovir wordt verhoogd. Zwangerschap en borstvoeding Zwangerschap Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over aan tenofovirdisoproxilfumaraat blootgestelde zwangerschappen. Dierproeven wijzen niet op directe of indirecte schadelijke effecten van tenofovirdisoproxilfumaraat met betrekking tot zwangerschap, ontwikkeling van foetus, partus of postnatale ontwikkeling. Tenofovirdisoproxilfumaraat dient uitsluitend tijdens zwangerschap gebruikt te worden, indien het mogelijke voordeel opweegt tegen het mogelijke risico voor de foetus. Echter, aangezien het mogelijke risico voor zich ontwikkelende menselijke foetussen niet bekend is, moet het gebruik van tenofovirdisoproxilfumaraat bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd vergezeld gaan met het gebruik van effectieve anticonceptie. Borstvoeding Dierproeven tonen aan, dat tenofovir uitgescheiden wordt in de melk. Het is niet bekend of tenofovir wordt uitgescheiden in moedermelk. Derhalve wordt aangeraden, dat moeders die met tenofovirdisoproxilfumaraat behandeld worden hun baby geen borstvoeding geven. Gewoonlijk is het raadzaam dat met HIV geïnfecteerde vrouwen hun baby geen borstvoeding geven, om het overdragen van HIV op de baby te voorkomen.

Adverse Reactions

De beoordeling van bijwerkingen is gebaseerd op post-marketing ervaring en ervaring in twee studies bij 653 eerder behandelde patiënten die gedurende 24 weken behandeld werden met tenofovirdisoproxilfumaraat (n = 443) of placebo (n = 210), in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen en ook in een dubbelblinde vergelijkende gecontroleerde studie waarin 600 nog niet eerder behandelde patiënten gedurende 144 weken behandeld werden met 245 mg tenofovirdisoproxil (als fumaraat) (n = 299) of stavudine (n = 301) in combinatie met lamivudine en efavirenz. Er wordt verwacht dat ongeveer één derde van de patiënten bijwerkingen zal ervaren na behandeling met tenofovirdisoproxilfumaraat in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen. Gewoonlijk betreft het hierbij milde tot matige gastro-intestinale bijwerkingen. De bijwerkingen die vermoedelijk (of ten minste mogelijk) verband houden met de behandeling worden hierna genoemd per lichaamssysteem, orgaanklasse, en absolute frequentie. De frequentie wordt gedefinieerd als zeer vaak (= 1/10), vaak (= 1/100, < 1/10), soms (= 1/1.000, < 1/100), zelden (= 1/10.000, < 1/1.000) of zeer zelden (< 1/10.000) met inbegrip van meldingen van geïsoleerde geva llen. Voedings- en stofwisselingsstoornissen: Zeer vaak: hypofosfatemie Zelden: lactaatacidose Zenuwstelselaandoeningen: Zeer vaak: duizeligheid Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: Zeer zelden: dyspnoe Maagdarmstelselaandoeningen: Zeer vaak: diarree, misselijkheid, braken Vaak: flatulentie Zelden: pancreatitis Lever- en galaandoeningen: Zelden: verhoogde transaminasen Zeer zelden: hepatitis Huid- en onderhuidaandoeningen: Zelden: uitslag Nier- en urinewegaandoeningen: Zelden: nierfalen, acuut nierfalen, proximale tubulopathie (waaronder syndroom van Fanconi), verhoogde creatinine Zeer zelden: acute tubulaire necrose Bovendien is er tijdens post-marketing gebruik melding gemaakt van nefritis en nefrogene diabetes insipidus. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Zeer zelden: asthenie Ongeveer 1% van de patiënten behandeld met tenofovirdisoproxilfumaraat zijn met de behandeling gestopt in verband met de gastro-intestinale problemen. Antiretrovirale combinatietherapie is gepaard gegaan met metabole stoornissen zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, insulineresistentie, hyperglykemie en hyperlactatemie (zie Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik). Antiretrovirale combinatietherapie is bij HIV-patiënten gepaard gegaan met een herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie), waaronder verlies van perifeer en faciaal subcutaan vet, toegenomen intraabdominaal en visceraal vet, borsthypertrofie en accumulatie van dorsocervicaal vet (buffalo hump). In een 144 weken durende gecontroleerde klinische studie bij patiënten die nog niet eerder met antiretrovirale middelen waren behandeld, waarbij tenofovirdisoproxilfumaraat vergeleken werd met stavudine in combinatie met lamivudine en efavirenz, hadden patiënten die tenofovirdisoproxil kregen een significant lagere incidentie van lipodystrofie vergeleken met patiënten die stavudine kregen. De groep die tenofovirdisoproxilfumaraat kreeg, had tevens significant kleinere gemiddelde verhogingen in nuchtere triglyceriden en nuchter totaal cholesterol dan de groep waarmee vergeleken werd. Bij met HIV geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie (CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische infecties voordoen (zie Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik).

Manufacturer

Gilead Sciences 
以下是“全球医药”详细资料
Tags: 责任编辑:admin
】【打印繁体】【投稿】【收藏】 【推荐】【举报】【评论】 【关闭】 【返回顶部
分享到QQ空间
分享到: 
上一篇Ebrantil injecties 下一篇Zestril

相关栏目

最新文章

图片主题

热门文章

推荐文章

相关文章

广告位