Fabrazyme, 35 mg, poeder voor concentraat voor oplossing voo
Drug Class Description
tekort aan a-galactosidase A
Generic Name
agalsidase bèta
Drug Description
Poeder voor concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie.
Presentation
Elke flacon Fabrazyme bevat nominaal 35 mg agalsidase bèta. Na reconstitutie met 7,2 ml water voor injecties bevat elke flacon Fabrazyme 5 mg/ml (35 mg/7 ml) agalsidase bèta. De gereconstitueerde oplossing moet verder worden verdund. Agalsidase bèta is een recombinante vorm van humaan a-galactosidase en wordt geproduceerd door middel van recombinant DNA-technologie in Chinese Hamster Ovarium cellen. Zowel de aminozuurvolgorde van de recombinante vorm als de nucleotide volgorde die daarvoor codeert, zijn identiek aan de natuurlijke vorm van a-galactosidase.
Indications
Fabrazyme is geïndiceerd voor langdurige enzym-substitutietherapie bij patiënten met een bevestigde diagnose van de ziekte van Fabry (tekort aan a-galactosidase A).
Adult Dosage
Een behandeling met Fabrazyme moet onder toezicht staan van een arts die ervaring heeft met de behandeling van patiënten met de ziekte van Fabry of andere aangeboren stofwisselingsziekten.De aanbevolen dosis Fabrazyme is 1 mg/kg lichaamsgewicht om de 2 weken toegediend als intraveneuze infusie. Aanvankelijk mag de infusiesnelheid niet hoger zijn dan 0,25 mg/min (15 mg/uur) om de kans op het optreden van infusiegerelateerde bijwerkingen zo klein mogelijk te maken. Nadat de tolerantie bij de patiënt is vastgesteld, mag de infusiesnelheid bij opeenvolgende infusies geleidelijk worden verhoogd. Bij patiënten met nierinsufficiëntie hoeft de dosis niet te worden aangepast. Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd met patiënten met leverinsufficiëntie.
Child Dosage
De veiligheid en werkzaamheid van Fabrazyme bij kinderen jonger dan 16 jaar en patiënten ouder dan 65 jaar zijn niet vastgesteld en voor dergelijke patiënten kan momenteel geen dosering worden aanbevolen.
Elderly Dosage
De veiligheid en werkzaamheid van Fabrazyme bij kinderen jonger dan 16 jaar en patiënten ouder dan 65 jaar zijn niet vastgesteld en voor dergelijke patiënten kan momenteel geen dosering worden aanbevolen.
Contra Indications
Levensbedreigende overgevoeligheid (anafylactische reactie) tegen de werkzame stof of een van de hulpstoffen.
Special Precautions
Naar verwachting zullen bij bijna alle patiënten bij de geadviseerde aanvangsdosis IgG-antilichamen tegen agalsidase bèta ontstaan, meestal binnen 3 maanden na aanvang van de behandeling. Na een behandeling van maximaal twee jaar vertoonde 63% van de patiënten bij wie het bestaan van antilichamen was aangetoond, een significante afname van de antilichaamtiter. Bij de overige patiënten (37%) nam de antilichaamtiter na een zekere tijd niet verder af. Bij een beperkt aantal patiënten zijn IgE-antilichamen aangetoond. Bij twee van deze patiënten heeft daarna zonder gevolgen provocatie met Fabrazyme plaatsgehad en is de behandeling voortgezet. Bij patiënten met antilichamen tegen agalsidase bèta bestaat er een grotere kans op infusiegerelateerde bijwerkingen, waarbij een dergelijke bijwerking is gedefinieerd als elke infusiegerelateerde bijwerking die optreedt tijdens de infusie of vóór het einde van de dag waarop een infusie heeft plaatsgevonden (Zie Bijwerkingen.). Dergelijke patiënten dienen voorzichtig te worden behandeld wanneer opnieuw agalsidase bèta aan hen wordt toegediend. Aanvankelijk ondervond ongeveer de helft van de patiënten infusiegerelateerde bijwerkingen (zie Bijwerkingen). Tijdens het fase-3-onderzoek en het daarbij behorende vervolgonderzoek zijn infusiegerelateerde bijwerkingen behandeld door de infusiesnelheid te verlagen en de patiënten vooraf met antihistamines, paracetamol, ibuprofen en/of corticosteroïden te behandelen. Zoals bij elk intraveneus eiwitproduct kunnen overgevoeligheidsreacties optreden. De patiënten die bij behandeling met agalsidase bèta tijdens klinische onderzoeken lichte of matige overgevoeligheidsreacties ondervonden, zijn met de behandeling doorgegaan na verlaging van de infusiesnelheid (~ 0,15 mg/min; 10 mg/uur) en een voorbehandeling met antihistamines, paracetamol, ibuprofen en/of corticosteroïden. Een klein aantal patiënten heeft bijwerkingen ondervonden die wijzen op type I overgevoeligheid. Als ernstige allergische of anafylactische reacties optreden, moet onmiddellijke stopzetting van de toediening van Fabrazyme worden overwogen en moet met een gepaste behandeling worden begonnen. De huidige medische standaarden voor een noodbehandeling dienen in acht te worden genomen. Het effect van een behandeling met Fabrazyme op de nieren is mogelijk beperkt bij patiënten met vergevorderde nierziekte. Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd om de potentiële effecten van Fabrazyme op verminderde vruchtbaarheid te beoordelen.
Interactions
Er zijn geen in-vitro-metabolisme-onderzoeken uitgevoerd. Gezien de wijze waarop agalsidase bèta wordt gemetaboliseerd, is het onwaarschijnlijk dat door cytochroom-P450 gemedieerde geneesmiddeleninteracties zullen plaatsvinden. Fabrazyme mag niet worden toegediend samen met chloroquine, amiodaron, benoquine of gentamicine vanwege een theoretische kans op een inhibitie van intracellulaire activiteit van agalactosidase.
Adverse Reactions
De bijwerkingen die in verband met Fabrazyme toegediend met een dosis van 1 mg/kg lichaamsgewicht zijn gemeld bij in totaal 58 patiënten die maximaal 12 maanden zijn behandeld, staan beschreven in de onderstaande tabel per orgaancategorie en frequentie (zeer vaak: > 10%, vaak: 510%). De bijwerkingen waren meestal licht tot matig van aard. Zenuwstelselaandoeningen - zeer vaak: Hoofdpijn, tremor, vaak: Paresthesie, duizeligheid, slaperigheid.Oogaandoeningen - vaak: Afwijkende visus, afwijkende traanafscheiding. Hartaandoeningen - vaak: Tachycardie, bradycardie. Bloedvataandoeningen - zeer vaak: Hypertensie, vaak: Roodheid in het gezicht, bleekheid. Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen - zeer vaak: Rhinitis, dyspnoea, vaak: Bronchospasmen, beklemd gevoel op de keel. Maagdarmstelselaandoeningen - zeer vaak: Misselijkheid, braken, vaak: Buikpijn. Huid- en onderhuidaandoeningen - vaak: Pruritus Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen - zeer vaak: Myalgie, pijn aan de extremiteiten, vaak: Rugpijn, pijn in het been. Nier- en urinewegaandoeningen - vaak: Albuminurie Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen - zeer vaak: Rillingen, gewaarwording van veranderde temperatuur, koorts, oedeem van de extremiteiten, vaak: Pijn op de borst, vermoeidheid, pijn, asthenie, malaise Aanvankelijk ondervond ongeveer de helft van de patiënten infusiegerelateerde bijwerkingen. Deze bijwerkingen bestonden voornamelijk uit koorts/koude rillingen. Overige symptomen bestonden uit lichte tot matige dyspneu, een beklemmend gevoel op de keel, benauwdheid op de borst, roodheid van het gezicht, pruritus, urticaria, oedeem van het gezicht, angioneurotisch oedeem, rhinitis, bronchoconstrictie, tachypneu en/of piepende en hijgende ademhaling, een matig hoge bloeddruk, lage bloeddruk, tachycardie en hartkloppingen, buikpijn, misselijkheid en braken, infusiegerelateerde pijn, waaronder pijn aan de extremiteiten, myalgie en hoofdpijn. De infusiegerelateerde bijwerkingen werden behandeld door verlaging van de infusiesnelheid gecombineerd met de toediening van niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s), antihistamines en/of corticosteroïden. Na maximaal 2 jaar ondervond minder dan 37% van de patiënten infusiegerelateerde bijwerkingen. De meeste van deze bijwerkingen kunnen worden toegeschreven aan de vorming van IgG-antilichamen en/of complementactivering. Bij een beperkt aantal patiënten zijn IgE-antilichamen aangetoond. Bij twee van deze patiënten heeft daarna zonder gevolgen provocatie met Fabrazyme plaatsgehad en is de behandeling voortgezet.
Manufacturer
Genzyme |
|